Deze blog(post) maakt deel uit van het documentaire-filmproject Terug naar het Paradijs waarin ik samen met mijn geliefde, regisseur/cameraman Thomas Ceulemans, een klein bijzonder meisje volg. Haar naam is Amy.

Hoewel Thomas en ik nu toch al enkele maanden met deze documentaire bezig zijn, en er intussen ook al enkele getuigenissen verschenen, weten jullie nog steeds niet waarom wij eigenlijk begonnen zijn met dit filmproject. Ik bedoel: wat is nu eigenlijk precies de drijfveer van ons als filmmakers? Met andere woorden: wat is er zo speciaal aan Amy? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wil ik je graag meenemen naar mijn eigen kindertijd. Daar is het immers allemaal begonnen.

Mijn kindertijd. Ik weet het nog alsof het gisteren was. Dat kleine kamertje onder de zolder met uitzicht op de grote steenweg. Wanneer ik ’s avonds in bed werd gestopt, onder de versgewassen en gesteven hagelwitte lakens waarop mijn moeder gekleurde bloemetjes had geborduurd, dan gebeurden er heel vaak precies dezelfde dingen die veel andere kinderen ook meemaken. Meestal begon het met het kraken van de lakens. Ik kon me niet draaien of keren of dat kraken maakte een hels kabaal. En het geluid van mijn eigen ademhaling maakte het er niet beter op. Onhoorbaar in- en uitademen was iets dat ik bijna nooit voor elkaar kreeg. Toch niet in deze beginfase van de avond. Vreselijk was het! En het werd allemaal nog een gradatie erger als ik me daar letterlijk in begon te verliezen…

Wanneer ik er niet in slaagde om mijn fysieke zintuigen tot stilzwijgen te dwingen, leek het wel alsof ze enkel maar meer geluiden toelieten. Alsof mijn fysieke oren zich als het ware steeds verder uitbreidden. Zaken die ik toch onmogelijk horen kon, leken steeds meer binnen mijn hoorveld te komen. Was dat niet het geritsel van… ? Leek dat niet op… ? Ik kon toch zweren dat… ? Niet alleen mijn hoorveld leek zich uit te breiden; ook mijn gezichtsveld strekte zich uit. Mijn fysieke ogen bleken plots uit ontelbare ogen te bestaan. Later zou ik hiervoor de term ‘facet-ogen’ bedenken. Nu was ik daar nog veel klein voor. Ik was immers amper 5 jaar…

In mijn ooghoeken zag ik dingen bewegen. Eerst waren het een soort ‘schaduw-verkleuringen’. Daarna ‘verplaatsingen van energetische lichamen’. Het duurde niet lang voor ik van ‘aanwezigheden’ sprak. Er was ‘iets’ in dit grote huis. Iets dat niet weg kon. Iets dat aan de muren kleefde en erdoor werd opgezogen. Iets dat ’s avonds mijn slaapkamer binnenzweefde. Achteraf bleek dat er iemand in ons huis was dood gegaan. Soms zaten we met z’n allen aan de tafel te eten en hoorden we iemand heel traag de trappen oplopen.

Nu ik er zo over nadenk… in onze kleine familie deed niemand daar eigenlijk raar over. Verhalen over zulke zaken waren ergens heel gewoon. Misschien kwam dat omdat ik een nakomertje was en mijn ouders een heel stuk ouder waren. Hun generatie had de tweede wereldoorlog meegemaakt en had in grachten voor vallende bommen moeten schuilen. In mijn ouders’ tijd stonden de mensen nog veel dichter bij de natuur en kende iedereen wel iemand die een buitengewone ervaring had gehad. Mijn moeder was zo iemand. Zij wist van tevoren wanneer iemand op bezoek zou komen en deed vaak ook andere juiste voorspellingen. Of en wanneer iemand sterven zou bijvoorbeeld. Als kind hield ik van dit soort verhalen want ze sloten mooi aan bij mijn eigen wereldbeeld dat sprookjesachtig, magisch en uitdagend avontuurlijk was.

Eén van de verhalen die ik mijn moeder graag hoorde vertellen, ging over de manier waarop mijn vader ons buitenhuis had gekocht. ‘Het was plots alsof ik thuiskwam. Ik liep onmiddellijk naar een bepaalde plek en begon daar hout te rapen en tot kleinere stukjes te breken. Alsof ik op die plek nooit iets anders gedaan had.’

In tegenstelling tot ons buitenverblijf vond ik ons ouderlijk huis helemaal niet aangenaam. En dat beterde niet met de jaren. Het was een oud donker herenhuis met hoge plafonds en houten lambrizeringen, geheime deuren, veel trappen en een grote kelder met een gang waaraan geen eind aan kwam. Er hing teveel verleden. Teveel energieën die ’s nachts boven mijn hoofd bijna tastbaar werden. Ik kreeg er geen lucht. En wellicht was mijn kamertje ook te klein. Kortom: ik voelde me gevangen. Ik wilde vrij zijn en opgelucht kunnen ademen. Dat dat zich ook werkelijk bijna elke nacht voltrok op een manier die ik nooit zelf had kunnen bedenken… dat veranderde mijn leven zo ingrijpend… dat ik er jaren later nog steeds niet over zwijgen kan. (Zie mijn getuigenissen in mijn beide boeken.)

Datgene wat er met mij gebeurde, had alles te maken met een verruimd bewustzijn en het ‘aanvoelen’ en ‘zien’ van bepaalde wezens die op andere dimensies leefden. In het begin waren dat wezens op de lagere bestaansniveaus. Zij zijn bang van hun donkere, onbekende omgeving en durven niet voorbij de poort(wachter) die hun toegang verleent tot de hogere werelden van het Licht. Daarom hangen dit soort wezens vaak zo maar wat rond. In sommige gevallen zoeken ze toenadering tot mensen maar als die mensen niet op de hoogte zijn van hun problematiek, of als die mensen hiervoor niet ‘gevoelig’ zijn en deze wezens dus ook niet echt zien, dan kan dat weleens knap lastig worden… voor de ‘geest’ in kwestie maar ook voor de ander tot wie de geest zich aangetrokken voelt.

In het begin had ik schrik van zulke geesten en wist ik niet hoe ermee om te gaan. Dan stond ik ’s nachts meerdere malen op of kroop bij mijn ouders in bed. Later, veel later, wanneer ik zelf al veel over de hogere Lichtwerelden had geleerd, leerde ik zulke geesten dat ze geen angst moesten hebben voor de poort(wachter) en dan begeleidde ik ze soms helemaal zelf naar het Licht.

Tegenwoordig doe ik dat niet meer. Ik heb een soort van opdracht gegeven en een mechanisme geïnstalleerd dat als een automatisch systeem werkt. Elke geest die mij nu benadert omdat ie bang is voor de poort(wachter), wordt als vanzelf naar het Licht begeleidt. Daar hoef ik nu zelfs niets meer voor te doen. Het werkt een beetje zoals een computer die je een bepaald commando geeft. En het ontneemt mij heel wat werk.

Terug naar Amy nu. Amy weet en voelt zich ook omringt door geesten en werkt er tegenwoordig actief aan om de nacht goed door te kunnen slapen. In de vroege ochtend klopt ze graag zachtjes op de muur langs haar bed. Wanneer haar moeder haar geklop hoort en deze beantwoordt, staat Amy op en sluipt ze naar de kamer van haar ouders waar ze zich vervolgens nog eventjes lekker warm in bed nestelt. ‘Ik ben nog iets te jong om het helemaal zelf te doen’, zo zegt ze zelfzeker: ‘Maar dat komt nog wel.’

Ik knik instemmend. Ik heb er alle vertrouwen in dat ze dat schitterend zal doen. Dit kleine achtjarige meisje heeft dan ook mijn hart weten te winnen vanaf het eerste moment dat ik kennis met haar maakte en ze zachtjes over de bovenwereld sprak, over haar ouders en haar zusje dat ze achter moest laten toen ze naar de Aarde kwam. Mijn eigen afscheid van mijn thuisplaneet nog vers in het geheugen, kreeg ik tranen in mijn ogen en de krop die zich in mijn keel vormde, maakte het slikken moeilijk.

Toen begreep ik het. Zie je… Amy ben ik. Of zoals Thomas zegt: Amy is ‘een klein Ilske’.

Liefs

Ilse

P.S Amy (Angel Kgwedi) heeft intussen haar eigen Facebook-pagina! Wil je ‘m volgen, klik dan hier.

 

Klik hier voor de volgende blogpost, en hier voor de vorige.

Je kan Terug naar het Paradijs ook volgen op Instagram + Facebook

Delen mag en is zelfs zeer welkom (mits naamsvermelding).